how to ledjes.
Dit is wel mijn eigen uitleg. Over ledjes lopen er wel verschillende theoriën.
De ene legt het ZO uit, de ander heeft weer een ander uitleg.
In ledje heb je verschillende kleuren o.a. rood, groen, blauw, oranje , wit etc.
Het gebruikte basismateriaal is per kleur een ietsje anders. Daardoor is de inwendige weerstand van een ledje verschillend naargelang de kleur.
Buiten de kleur worden er ook ledjes gemaakt met hoge lichtopbrengst, medium opbrengst en lage lichtopbrengst. Kan je een beetje vergelijken met de oude gloeilampen. Daar heb je er ook van 60w en van 20W.

Zo heeft een rode led over het algemeen een spanning van 1,5V, een groene of gele 3,3V en sommige blauwen 4,1V
ander waarden kunnen voorkomen, dat hangt af van fabricant, gebruikt materiaal = kleur.
Het belangrijkste bij led is niet de spanning over de led, maar de stroom die er doorvloeit.
Naar gelang de kleur is er ook een specifieke spanning. Je begrijpt dat een eenvoudige regel geven niet zo eenvoudig is.
Voor specifiek gegevens van spanning en stroom moet je dus echt gaan kijken naar de fabricant gegevens.
Er zijn niet echt specifieke gegevens. Wel zijn er algemene , globaal gekende gegevens.
Ik ga nu als voorbeeld mijn witte ledjes van de kerstboom gebruiken voor de verdere uitleg.
Daarvan geeft de fabricant op dat de spanningsval erover 3,3V is bij een stroom van 20 mA. = 0,020A.
Met die stroom van 20 mA. heb ik dus ledjes die helder branden. Ze moeten tenslotte sterretjes voorstellen. Bij een stroom van 20 mA. zal er over de led dus een spanning staan van 3.3V.
Wil ik de led nochtans aansluiten aan b.v. een voeding van 12V dan zal ik die 12 volt op de een of ander manier moeten verminderen over het ledje. Met 12V tussen de klemmen, zal ik even heel veel licht hebben en daarna niets meer, nooit!. De led zal doorgebrand zijn. Om dat te beletten moeten we de stroom door de led gaan beperken. Dat verminderen doen we door een voorschakel weerstand.
Bij een voeding spanning van 12V heb ik dus een weerstand waarover de volgende rest-spanning zal moeten staan.
12 - 3,3 = 8,7V. ( spanning bron - spanning over led = restspanning.)
Om dat ledje helder te laten branden moet er ook een stroom doorvloeien van 20 mA.
De waarde van het weerstandje word dan (beroemde wet van OHM =. V/I = R.) --> 8.7 /0.02 = 435 Ohm.
Nu bestaat er zo geen weerstandje van 435 E. , maar er is wel 470 E.
Voor ons ledje heb ik dus een weerstand nodig van 470E . Dat geeft dan een stroom van 8.7 / 470 = 0.018A. komt aardig overeen met de theoretische waarde van 20mA.
Maar als we nu eens de stroom gaan verminderen door de led, dan zal die minder hard gaan gloeien.
Bij een zekere waarde van stroom of daaronder zal de led niet meer opgloeien.
Meestal bepaal ik dat met een regelbare weerstand van 5K en bekijk op de Amp.meter hoeveel stroom er vloeit en beoordeel ik ook hoe hard het ledje nog gloeit.
Bij deze led heb ik bij 4 mA ( 0,004 A) nog een lichte gloed. Dan zou de waarde van de voorschakel weerstand weer moeten zijn ( 12-3.3)/0,004 = 2175 Ohm.
De theorie klopt dus aardig met de praktijk. Met een weerstand van 2K2 had ik 4 mA.
Voor verlichting neemt men gewoonlijk als vuistregel een stroom van 20 mA./led
Voor b.v. verklikker lampje - meestal rood- neemt men algemeen een stroom van 15mA./led
Voor verlichting van gebouwen- verlichting van modelschepen. gebruik ik zelf een richtlijn van 5mA./led. maar dat is een persoonlijke keuze.
Voor ieder ledje uit mijn kerstboom in een Metcalf huisje komt er dus een weerstandje van 1/8W 2K2 Ohm.
Nog meer uitleg. laat maar een kreet
